In
Nederland bestaat al genoeg gelegenheid om de hele dag saai tegen de
wind
in te rijden, dus is het leuk om op reis een niet vlak stuk op te
zoeken. Heuvel of bergachtig terrein fietst veel afwisselender, met
veel
bochten, snelheidsvariaties en doorkijkjes. Het stelt echter wel wat
andere
eisen aan de uitrusting en de fietser.
Omhoog
Klimmen
is een veredelde vorm van gewichtheffen. Bij de lage snelheden zijn de
rol- en luchtweerstand klein, en gaat het grootste deel van de
inspanning
op aan het omhoogbrengen van de kilo's. Om op een gegeven helling
harder
omhoog te rijden moet je of harder trappen, of minder gewicht meenemen.
10 kg bagage thuislaten op een treingewicht van 90 kg (fiets + bagage+
rijder) scheelt dus al 11%. Neem je de 10 kg wel mee, dan heb je in
vergelijk
met de vorige situate een 11 % lager verzet nodig, dus bv achter een
30-er
ipv een 27. In de praktijk mag daar trouwens nog wel meer bij
omdat
de maximaal te leveren inspanning afneemt met de benodigde duur. En als
je langzamer rijdt, duurt de klim langer.
Het
vermogen dat je kunt leveren tijdens een klim is afhankelijk van de
conditie.
In het begin van de vakantie is dat beduidend minder dan als je al een
week of wat op pad bent. Een wat vlakkere aanloop van een paar
dagen
voor dat je bij het hooggebergte aankomt is dan ook verstandig.
Bovendien
heeft je lichaam meestal wat tijd nodig om om te schakelen naar het
fietsregime
van 6000+ calorien per dag.
Want
fietsen maakt hongerig, en klimmen helemaal. Zorg er dus voor dat je
voldoende
brandstof bij je hebt alvorens aan de klim te beginnen. De beklimming
van
de grote cols in de alpen kan maar zo 4 uur duren, en in die tijd kom
je
maar weinig bakkers tegen.
Klimmen
is een overwinning op jezelf, en bovendien mag je aan de andere kant
van
de berg weer naar beneden racen. Als je in het rood fietst heb je
weinig aan deze positieve gedachte, en bovendien zie je dan niets van
de
omgeving. Plezierig klimmen doe je dus met submaximale intensiteit
vanuit
het zadel met de handjes bovenop het stuur of de remgrepen. Staand
klimmen
is vermoeiender en doe je alleen om kleine stukjes te overbruggen of om
de rug te strekken. Te ver omhoog kijken doet veel mensen de moed in de
schoenen zinken. Beter is het om af en toe eens een blik achteruit te
werpen.
Dan zie je dat je toch al heel wat geklommen hebt, en dat is een stuk
motiverender.
Doe
het in het begin van de klim rustig aan. In eigen tempo kom je sneller
boven dan wanneer je je gek laat maken door mee te rijden met snellere
klimmers. Bovendien kom je 'snellere klimmers' voor de top vaak nog wel
een keer tegen ;-) . Ook blijkt vaak dat als je denkt dat je boven bent
er nog een klim komt. Ben je met een groep, spreek dan af dat je boven
op elkaar wacht. En degene die als laatste boven komt wil vast ook wel
even 10 minuten van het uitzicht genieten voor er weer vertrokken
wordt.
(kijk niet raar op als na de opmerking "we zijn compleet, we kunnen
weer
vertrekken" blijkt dat er boven op een berg keuze is uit twee
afdalingen!)
Probeer
bij voorkeur niet in een klim te stoppen, want het daarna weer op gang
komen kost veel inspanning. Als je boven op de bult of in het begin van
de afdaling een sanitaire stop plant, kom je veel makkelijker weer op
gang.
Bij hele lange afdalingen is boven stoppen ook een goede gelegenheid om
een extra
laag kleding aan te trekken om te voorkomen dat je in de afdaling te
ver
afkoelt. Stop je toch op een steile klim, dan is het niet raar om eerst
een stukje te lopen alvorens je weer op de fiets klimt.
Op
een steile helling weer wegkomen is trouwens een hele kunst, hoewel het
met tweezijdige klikpedalen een stuk makkelijker geworden is dan
vroeger,
toen je de toeclip weer terug moest zien te vinden. Na
één
trap staat de fiets al weer stil, en als je dan niet het andere pedaal
gevonden hebt voor de volgende trap kun je weer een voet aan de grond
zetten.
Is de weg breed en rustig genoeg, dan kun je makkelijker dwars op de
weg
wegrijden, of zelfs een klein stukje dalen. Als je de pedalen gevonden
hebt (en de goede versnelling) sla je weer de goede richting in.
Schakelen
In
rollende
heuvels waar iedere afdaling direkt aansluit op de volgende klim, zoals
je ze veel in Groot Brittanie tegenkomt, moet je veel schakelen. Je
rijdt
hier met de minste inspanning door flink hard naar beneden te rausen om
zo ver mogelijk de volgende heuvel op te komen. Met een strakke ketting
rij je op het buitenblad naar beneden, totdat de afdaling eindigt en
weer
overgaat in de volgende klim. De snelheid zal hier snel teruglopen,
zodat
het al gauw nodig wordt de ketting achter een flink eind naar links te
leggen. Ook dit verzet is natuurlijk nog veel te groot om de heuvel mee
boven te komen, en de snelheid die je nog had raak je snel kwijt. Als
het
windgeruis rond je oren weggevallen is, wordt het dus tijd de
voorderailleur
af te schakelen en de ketting naar het binnenblad te verhuizen. Het
middenblad
kun je overslaan. Meestal zit je dan weer aardig in de buurt van het
verzet
wat je nodig hebt om de top te halen, en anders schakel je achter nog
wat
bij. Ben je boven, wacht dan heel even met groot te schakelen en weer
gas
te geven, beter is het om even te herstellen op een klein verzet.
Bij
dit vele schakelen komen de verschillen tussen de vele schakelhandels
naar
voren. Bij buis- en bar-end verstellers kun je met een klap de
derailleurs
van de ene uiterste naar de andere uiterste stand schakelen. Bij STI
schakel
je maximaal drie kransjes per slag van de schakelgreep, en moet je dus
als de fiets stilvalt een paar keer ratelen om achter te schakelen. Het
zelfde geldt voor Campagnolo Ergopower, waar je vooral met de
voorderailleur
aardig druk kunt zijn als de ketting van buiten naar het binnenblad
moet
worden gepompt.
Voor alle derailleursystemen geldt dat je op tijd terug moet
schakelen. Hoe langzamer je traptempo hoe moeilijker de derailleur
schakelt, en als je geen vaart meer hebt val je ook makkelijker om.
Schakel dus tijdig terug voor het echt nodig is als je nog een
aanvaardbaar traptempo hebt. Wat ook helpt is gebruik te maken van het
terrein, even een iets vlakker stuk weg uitzoeken maakt het schakelen
ook makkelijker .
Remmen
Omhoog
is het meestal geen thema, maar naar beneden is een goed stel remmen
noodzakelijk.
Goed is in dit verband niet het ooit-duurste model uit de winkel, maar
remmen met fatsoenlijke blokken, rechte velgen, remkabels in goede
staat
en alles correct afgesteld! De maximale remkracht die je uit kunt
oefenen
hangt af van de rem, de tractie van het wiel en van de vraag of je het
punt bereikt waarbij je over de kop slaat. Dat laatste is bij
volbepakte
tassen achterop vrijwel onmogelijk, maar onderuitgaan door te hard
remmen
in een bocht is een ander verhaal.
Hard
remmen kan dus alleen in een rechte lijn. Probeer daarbij zoveel
mogelijk
druk op het achterwiel te houden door achter het zadel te gaan zitten.
Je kunt dan ook flink in de achterrem knijpen, zonder dat het
achterwiel
slipt. Maar de voorrem doet het meeste werk, dus daar knijp je het
hardste
in, de achterrem heb je er alleen bij voor de balans. Stuitert een wiel
van de grond (niet iedereen heeft vering) los dan de rem, zodat je niet
op een geblokkeerd wiel landt. Los ook de remmen als je van je rechte
lijn
afmoet. Hoe meer remkrachten een band moet opbrengen, des te minder er
overblijft om mee te sturen. Dit is vooral belangrijk voor de voorrem,
omdat een glijpartij met alleen het achterwiel door snel te sturen en
de
rem los te laten vaak nog wel valt op te vangen. Iets bijremmen in een
bocht kan wel, maar alleen met beleid en niet als je al maximaal plat
gaat.
De
beste tactiek naar beneden is genieten en zo hard mogelijk. Ga voor
iedere
haarspeld rechtop zitten, en rem gedecideerd met beide remmen hard af.
Rol zonder te remmen de bocht door en laat de remmen en velgen op het
rechte
stuk weer lekker afkoelen. Zo af en toe flink remmen levert lagere
velgtemperaturen
op dan continu een beetje, en je krijgt er ook niet zo'n kramp van in
je
vingers. Dat laatste krijg je wel als de helling zo extreem stijl is,
dat
je de fiets niet meer tussen de haarspelden kunt laten rollen, bv bij
1:3
naar beneden. Rij dan zo langzaam mogelijk, dan blijven de velgen nog
relatief
koel.
Lijnen
Bij
sturen
denk je natuurlijk al gauw aan het een berg afscheuren, maar de
gemiddelde
autorijdende gemeenteambtenaar bij openbare werken schat je bereidheid
en vaardigheden om fantastische capriolen uit te halen ook bijzonder
hoog
in. Op het fietspad kun je dus ook al flink oefenen. Wil je echt
ervaren
waar je grenzen liggen ga dan met een ATB het veld in. Dat gaat niet
alleen
minder hard, maar als je valt, val je ook veel zachter.
Regel
no 1 bij het nemen van een bocht is dat je van te voren verzint welke
lijn
je wilt rijden. Je moet dus vooruit kijken en een route door de bocht
plannen
die je veilig om alle gaten en grind heenleidt, en die rekening houdt
met
het overige verkeer. Denk ook aan de nooduitgang. Pas je snelheid voor
de bocht aan. Remmen op een rechte lijn gaat beter, is veiliger, en in
de bocht concentreer je je op het sturen. Hou het buitenpedaal naar
beneden
en aangedrukt, zodat je stabiel op de fiets zit. Kijk in de bocht in
principe
naar de binnenbocht. Kijk je naar buiten dan drijf je automatisch ook
die
kant op, en wordt de bocht veel ruimer dan nodig. Zet de bocht ook niet
te snel in. Begin je te vroeg met insturen, dan krijg je verderop
ruimtegebrek
en haal je het einde van de bocht niet zonder bij te remmen. En het is
practischer om voor de bocht op de verkeerde weghelft te beginnen om na
de bocht op je eigen weghelft uit te komen dan andersom. De
uitzondering
is natuurlijk als je de weg goed kunt overzien, en je eigen weghelft
aan
de kant van de afgrond ligt. Let wel op achteropkomend verkeer!
Shimmy
Shimmy
is een verschijnsel waarbij de voorkant van de fiets opeens heftig gaat
klapperen. Ook bij motorfietsen met topkoffers is het verschijnsel
berucht:
500 kg onbestuurbare motorfiets, kwispelend over drie rijstroken
tegelijk
is ook voor de andere weggebruikers spectaculair.
Shimmy
is een eigenfrequentieprobleem dat afhangt van de gewichtsdistributie,
de framestijfheid en de dempkarakteristiek in het besturingssysteem.
Het
is snelheidsafhankelijk, wat dus impliceert dat het vanuit de wielen
wordt
aangestoten. Onder en boven de kritische snelheid treedt de shimmy niet
op, maar remmen is veiliger dan gasgeven. Op de fiets is het vaak
voldoende
om het stuur stevig vast te pakken en een been tegen de bovenbuis te
leggen.
Je introduceert zo extra demping om de trillingen kwijt te raken. Om
een
fiets te laten shimmy-en helpt het om met losse handen te rijden, je
hebt
dan nauwelijks demping en de wieldruk neemt ook af. Geef een klap met
de
vuist tegen de stuurpen, meestal zal de fiets goedmoedig een paar
slingers
maken, maar zit je in de buurt van het kritische gebied dan moet je wel
heel rap het stuur beetgrijpen om er niet af te vallen. (don't try this
at home, etc..) Een andere methode om shimmy op te roepen is om een
massa
voor de balhoofdbuis aan het frame te bevestigen. Dat kan een jerrycan
aan een bezemsteel zijn, maar sommige fabrikanten hebben hier al in
voorzien
door middel van een bagagedrager aan het frame!
Draaien
we het hierboven geschetste om, dan krijgen we dus het recept om shimmy
te vermijden.
-
zorg voor
stijve en ronde wielen. In het algemeen zijn dat dus wielen met veel
spaken,
een stijve velg en veel spaakspanning, en zet de uitvalassen ook echt
vast.
Een slap frame met dunne staande achtervorken of een zwabberde
bagagedrager
zijn ook geen goede ideeen,
-
Laad bij
veel bagage niet alles achter- en bovenop, maar verdeel de last ook
over
een meedraaiende voordrager,
-
Let er
op dat de banden goed op spanning zijn, experimenteer eventueel met een
bredere (=hogere) voorband. Je verandert dan de demping en de
balhoofdshoek,
-
Heb je
een verende zadelpen met speling probeer dan eens een vaste.
-
Maak jezelf
één met de fiets in een snelle afdaling, en relax.
Een
klapperend
balhoofdstel of een krom frame helpt eerder tegen shimmy dan dat het
een
oorzaak is. |