Over klimmen en dalen

(c)2001 m.s.gerritsen
omhoog - schakelen - remmen- sturen- shimmy


In Nederland bestaat al genoeg gelegenheid om de hele dag saai tegen de wind in te rijden, dus is het  leuk om op reis een niet vlak stuk op te zoeken. Heuvel of bergachtig terrein fietst veel afwisselender, met veel bochten, snelheidsvariaties en doorkijkjes. Het stelt echter wel wat andere eisen aan de uitrusting en de fietser.

Omhoog

hardknott passKlimmen is een veredelde vorm van gewichtheffen. Bij de lage snelheden zijn de rol- en luchtweerstand klein, en gaat het grootste deel van de inspanning op aan het omhoogbrengen van de kilo's. Om op een gegeven helling harder omhoog te rijden moet je of harder trappen, of minder gewicht meenemen. 10 kg bagage thuislaten op een treingewicht van 90 kg (fiets + bagage+ rijder) scheelt dus al 11%. Neem je de 10 kg wel mee, dan heb je in vergelijk met de vorige situate een 11 % lager verzet nodig, dus bv achter een 30-er ipv een 27.  In de praktijk mag daar trouwens nog wel meer bij omdat de maximaal te leveren inspanning afneemt met de benodigde duur. En als je langzamer rijdt, duurt de klim langer. 

Het vermogen dat je kunt leveren tijdens een klim is afhankelijk van de conditie. In het begin van de vakantie is dat beduidend minder dan als je al een week of wat op pad bent.  Een wat vlakkere aanloop van een paar dagen voor dat je bij het hooggebergte aankomt is dan ook verstandig. Bovendien heeft je lichaam meestal wat tijd nodig om om te schakelen naar het fietsregime van 6000+ calorien per dag. 
Want fietsen maakt hongerig, en klimmen helemaal. Zorg er dus voor dat je voldoende brandstof bij je hebt alvorens aan de klim te beginnen. De beklimming van de grote cols in de alpen kan maar zo 4 uur duren, en in die tijd kom je maar weinig bakkers tegen. 

Klimmen is een overwinning op jezelf, en bovendien mag je aan de andere kant van de berg weer naar beneden racen.  Als je in het rood fietst heb je weinig aan deze positieve gedachte, en bovendien zie je dan niets van de omgeving. Plezierig klimmen doe je dus met submaximale intensiteit vanuit het zadel met de handjes bovenop het stuur of de remgrepen. Staand klimmen is vermoeiender en doe je alleen om kleine stukjes te overbruggen of om de rug te strekken. Te ver omhoog kijken doet veel mensen de moed in de schoenen zinken. Beter is het om af en toe eens een blik achteruit te werpen. Dan zie je dat je toch al heel wat geklommen hebt, en dat is een stuk motiverender.
Doe het in het begin van de klim rustig aan. In eigen tempo kom je sneller boven dan wanneer je je gek laat maken door mee te rijden met snellere klimmers. Bovendien kom je 'snellere klimmers' voor de top vaak nog wel een keer tegen ;-) . Ook blijkt vaak dat als je denkt dat je boven bent er nog een klim komt. Ben je met een groep, spreek dan af dat je boven op elkaar wacht. En degene die als laatste boven komt wil vast ook wel even 10 minuten van het uitzicht genieten voor er weer vertrokken wordt. (kijk niet raar op als na de opmerking "we zijn compleet, we kunnen weer vertrekken" blijkt dat er boven op een berg keuze is uit twee afdalingen!)

Probeer bij voorkeur niet in een klim te stoppen, want het daarna weer op gang komen kost veel inspanning. Als je boven op de bult of in het begin van de afdaling een sanitaire stop plant, kom je veel makkelijker weer op gang. Bij hele lange afdalingen is boven stoppen ook een goede gelegenheid om een extra laag kleding aan te trekken om te voorkomen dat je in de afdaling te ver afkoelt. Stop je toch op een steile klim, dan is het niet raar om eerst een stukje te lopen alvorens je weer op de fiets klimt.

Op een steile helling weer wegkomen is trouwens een hele kunst, hoewel het met tweezijdige klikpedalen een stuk makkelijker geworden is dan vroeger, toen je de toeclip weer terug moest zien te vinden. Na één trap staat de fiets al weer stil, en als je dan niet het andere pedaal gevonden hebt voor de volgende trap kun je weer een voet aan de grond zetten. Is de weg breed en rustig genoeg, dan kun je makkelijker dwars op de weg wegrijden, of zelfs een klein stukje dalen. Als je de pedalen gevonden hebt (en de goede versnelling)  sla je weer de goede richting in.
 

Schakelen 

In rollende heuvels waar iedere afdaling direkt aansluit op de volgende klim, zoals je ze veel in Groot Brittanie tegenkomt, moet je veel schakelen. Je rijdt hier met de minste inspanning door flink hard naar beneden te rausen om zo ver mogelijk de volgende heuvel op te komen. Met een strakke ketting rij je op het buitenblad naar beneden, totdat de afdaling eindigt en weer overgaat in de volgende klim. De snelheid zal hier snel teruglopen, zodat het al gauw nodig wordt de ketting achter een flink eind naar links te leggen. Ook dit verzet is natuurlijk nog veel te groot om de heuvel mee boven te komen, en de snelheid die je nog had raak je snel kwijt. Als het windgeruis rond je oren weggevallen is, wordt het dus tijd de voorderailleur af te schakelen en de ketting naar het binnenblad te verhuizen. Het middenblad kun je overslaan. Meestal zit je dan weer aardig in de buurt van het verzet wat je nodig hebt om de top te halen, en anders schakel je achter nog wat bij. Ben je boven, wacht dan heel even met groot te schakelen en weer gas te geven, beter is het om even te herstellen op een klein verzet.

Bij dit vele schakelen komen de verschillen tussen de vele schakelhandels naar voren. Bij buis- en bar-end verstellers kun je met een klap de derailleurs van de ene uiterste naar de andere uiterste stand schakelen. Bij STI schakel je maximaal drie kransjes per slag van de schakelgreep, en moet je dus als de fiets stilvalt een paar keer ratelen om achter te schakelen. Het zelfde geldt voor Campagnolo Ergopower, waar je vooral met de voorderailleur aardig druk kunt zijn als de ketting van buiten naar het binnenblad moet worden gepompt.

Voor alle derailleursystemen geldt dat je op tijd terug moet schakelen. Hoe langzamer je traptempo hoe moeilijker de derailleur schakelt, en als je geen vaart meer hebt val je ook makkelijker om. Schakel dus tijdig terug voor het echt nodig is als je nog een aanvaardbaar traptempo hebt. Wat ook helpt is gebruik te maken van het terrein, even een iets vlakker stuk weg uitzoeken maakt het schakelen ook makkelijker  .

 

Remmen

Omhoog is het meestal geen thema, maar naar beneden is een goed stel remmen noodzakelijk. Goed is in dit verband niet het ooit-duurste model uit de winkel, maar remmen met fatsoenlijke blokken, rechte velgen, remkabels in goede staat en alles correct afgesteld! De maximale remkracht die je uit kunt oefenen hangt af van de rem, de tractie van het wiel en van de vraag of je het punt bereikt waarbij je over de kop slaat. Dat laatste is bij volbepakte tassen achterop vrijwel onmogelijk, maar onderuitgaan door te hard remmen in een bocht is een ander verhaal. 
Hard remmen kan dus alleen in een rechte lijn. Probeer daarbij zoveel mogelijk druk op het achterwiel te houden door achter het zadel te gaan zitten. Je kunt dan ook flink in de achterrem knijpen, zonder dat het achterwiel slipt. Maar de voorrem doet het meeste werk, dus daar knijp je het hardste in, de achterrem heb je er alleen bij voor de balans. Stuitert een wiel van de grond (niet iedereen heeft vering) los dan de rem, zodat je niet op een geblokkeerd wiel landt. Los ook de remmen als je van je rechte lijn afmoet. Hoe meer remkrachten een band moet opbrengen, des te minder er overblijft om mee te sturen. Dit is vooral belangrijk voor de voorrem, omdat een glijpartij met alleen het achterwiel door snel te sturen en de rem los te laten vaak nog wel valt op te vangen. Iets bijremmen in een bocht kan wel, maar alleen met beleid en niet als je al maximaal plat gaat. 

De beste tactiek naar beneden is genieten en zo hard mogelijk. Ga voor iedere haarspeld rechtop zitten, en rem gedecideerd met beide remmen hard af. Rol zonder te remmen de bocht door en laat de remmen en velgen op het rechte stuk weer lekker afkoelen. Zo af en toe flink remmen levert lagere velgtemperaturen op dan continu een beetje, en je krijgt er ook niet zo'n kramp van in je vingers. Dat laatste krijg je wel als de helling zo extreem stijl is, dat je de fiets niet meer tussen de haarspelden kunt laten rollen, bv bij 1:3 naar beneden. Rij dan zo langzaam mogelijk, dan blijven de velgen nog relatief koel.
 

Lijnen

Bij sturen denk je natuurlijk al gauw aan het een berg afscheuren, maar de gemiddelde autorijdende gemeenteambtenaar bij openbare werken schat je bereidheid en vaardigheden om fantastische capriolen uit te halen ook bijzonder hoog in. Op het fietspad kun je dus ook al flink oefenen. Wil je echt ervaren waar je grenzen liggen ga dan met een ATB het veld in. Dat gaat niet alleen minder hard, maar als je valt, val je ook veel zachter.
Regel no 1 bij het nemen van een bocht is dat je van te voren verzint welke lijn je wilt rijden. Je moet dus vooruit kijken en een route door de bocht plannen die je veilig om alle gaten en grind heenleidt, en die rekening houdt met het overige verkeer. Denk ook aan de nooduitgang. Pas je snelheid voor de bocht aan. Remmen op een rechte lijn gaat beter, is veiliger, en in de bocht concentreer je je op het sturen. Hou het buitenpedaal naar beneden en aangedrukt, zodat je stabiel op de fiets zit. Kijk in de bocht in principe naar de binnenbocht. Kijk je naar buiten dan drijf je automatisch ook die kant op, en wordt de bocht veel ruimer dan nodig. Zet de bocht ook niet te snel in. Begin je te vroeg met insturen, dan krijg je verderop ruimtegebrek en haal je het einde van de bocht niet zonder bij te remmen. En het is practischer om voor de bocht op de verkeerde weghelft te beginnen om na de bocht op je eigen weghelft uit te komen dan andersom. De uitzondering is natuurlijk als je de weg goed kunt overzien, en je eigen weghelft aan de kant van de afgrond ligt. Let wel op achteropkomend verkeer!

Shimmy

Shimmy is een verschijnsel waarbij de voorkant van de fiets opeens heftig gaat klapperen. Ook bij motorfietsen met topkoffers is het verschijnsel berucht: 500 kg onbestuurbare motorfiets, kwispelend over drie rijstroken tegelijk is ook voor de andere weggebruikers spectaculair. 
Shimmy is een eigenfrequentieprobleem dat afhangt van de gewichtsdistributie, de framestijfheid en de dempkarakteristiek in het besturingssysteem. Het is snelheidsafhankelijk, wat dus impliceert dat het vanuit de wielen wordt aangestoten. Onder en boven de kritische snelheid treedt de shimmy niet op, maar remmen is veiliger dan gasgeven. Op de fiets is het vaak voldoende om het stuur stevig vast te pakken en een been tegen de bovenbuis te leggen. Je introduceert zo extra demping om de trillingen kwijt te raken. Om een fiets te laten shimmy-en helpt het om met losse handen te rijden, je hebt dan nauwelijks demping en de wieldruk neemt ook af. Geef een klap met de vuist tegen de stuurpen, meestal zal de fiets goedmoedig een paar slingers maken, maar zit je in de buurt van het kritische gebied dan moet je wel heel rap het stuur beetgrijpen om er niet af te vallen. (don't try this at home, etc..) Een andere methode om shimmy op te roepen is om een massa voor de balhoofdbuis aan het frame te bevestigen. Dat kan een jerrycan aan een bezemsteel zijn, maar sommige fabrikanten hebben hier al in voorzien door middel van een bagagedrager aan het frame!
Draaien we het hierboven geschetste om, dan krijgen we dus het recept om shimmy te vermijden.
  • zorg voor stijve en ronde wielen. In het algemeen zijn dat dus wielen met veel spaken, een stijve velg en veel spaakspanning, en zet de uitvalassen ook echt vast. Een slap frame met dunne staande achtervorken of een zwabberde bagagedrager zijn ook geen goede ideeen,
  • Laad bij veel bagage niet alles achter- en bovenop, maar verdeel de last ook over een meedraaiende voordrager,
  • Let er op dat de banden goed op spanning zijn, experimenteer eventueel met een bredere (=hogere) voorband. Je verandert dan de demping en de balhoofdshoek,
  • Heb je een verende zadelpen met speling probeer dan eens een vaste.
  • Maak jezelf één met de fiets in een snelle afdaling, en relax.
Een klapperend balhoofdstel of een krom frame helpt eerder tegen shimmy dan dat het een oorzaak is.